Hoofdstuk 1. De kern
1.1 Inleiding, kern en slot
Zowel je geschreven als je gesproken tekst valt uiteen in drie delen: inleiding, kern (ook wel: middenstuk) en slot. De inleiding en het slot zijn kort. Zij zijn toegevoegd voor het gemak van de lezer of luisteraar. Wat je precies in deze alinea’s moet doen, bespreken we later. De kern is het grootste deel van je tekst. Hierin vertel je wat je eigenlijk te melden hebt. Bij een betoog leg je hier uit waarom je voor je stelling bent.
1.2 De alinea
Je kunt de kern van je betoog op verschillende manieren opbouwen:Je behandelt in een alinea één argument voor je stelling
Je behandelt in een alinea één argument tegen je stelling, dat je ook ontkracht
Je ziet dat het begrip alinea belangrijk is. Je hebt al in de brugklas geleerd hoe je een alinea kunt herkennen. Sommige auteurs slaan een regel over tussen de alinea’s, andere beginnen een nieuwe alinea niet strak langs de kantlijn, maar springen een stukje in. In een alinea wordt een afgerond stukje tekst behandeld. Bij een betoog is dat één argument. In de rest van de alinea leg je het argument uit. Je kunt wellicht ook voorbeelden geven of cijfers noemen. In jouw betoog wordt een nieuwe alinea aangegeven door een regel over te slaan.
Elke alinea heeft een kernzin, de belangrijkste zin van de alinea. Daarin noem je het argument. Het is heel handig als je ook aangeeft waar je bent in het betoog, dus bijvoorbeeld: ‘Ten eerste' is het goed dat de horeca rookvrij wordt, omdat het de gezondheid van alle bezoekers bevordert. De kernzin staat aan het begin of het eind van de alinea.
1.3 Voor- en tegenargumenten
Veel leerlingen vinden het heel makkelijk om in hun betoog alleen maar argumenten voor hun stelling te geven. Op die manier krijgt je betoog echter veel weg van een reclame. Je publiek zal snel beginnen te twijfelen. Er zijn maar weinig stellingen waar iedereen het mee eens. En als je iets vindt waar iedereen het mee eens is, bijvoorbeeld ‘kindermishandeling mag niet meer voorkomen’ of ‘onderwijs is heel belangrijk’, dan heeft het geen zin een betoog te schrijven of te geven. Als iedereen het ergens mee eens is, valt er immers niemand meer te overtuigen.
Het is dus verstandig om in je betoog ook argumenten tegen je stelling op te nemen. Op die manier laat je aan je publiek zien dat je goed over de zaak hebt nagedacht. Je houdt geen reclamepraatje, nee, je laat gefundeerd zien dat je gelijk hebt. Je betoog wordt natuurlijk nog sterker als je de tegenargumenten niet alleen noemt, maar ook laat zien dat ze niet opgaan. Ontkrachten of weerleggen van de tegenargumenten noemen we dat met een mooi woord. Zie onderstaand voorbeeld.
Stelling: De rector moet een puntmuts op
Argumenten voor:
- Goed voor de herkenbaarheid
- Heel veel beroepen hebben bedrijfskleding
- Vele grootheden droegen een puntmuts
Argumenten tegen met ontkrachting/weerlegging
- Het staat belachelijk – dat ligt eraan hoe de puntmuts eruit ziet
- Het is onhandig (deurposten e.d.) – de puntmuts zal aangepast worden aan het gebouw
Uitwerking argument voor
Ten eerste is het verstandig de rector een puntmuts te laten dragen, omdat dit de herkenbaarheid vergroot. Uit onderzoek blijkt echter dat 96% van de leerlingen niet weet wie de rector is. Wanneer de rector een puntmuts zou dragen, zou het zowel voor de leerlingen, voor het personeel als voor alle bezoekers van de school direct duidelijk zijn wie onze rector is. Dat is handig wanneer je de beste man iets moet vragen.
Uitwerking argument tegen met weerlegging/ontkrachting
Veel leerlingen gniffelen al bij het idee: een rector met een puntmuts op, het is toch geen kabouter! Nee, natuurlijk niet. De nieuwe bedrijfskleding voor de rector zal ook niet lijken op een verkleedpakje. Het wordt een waardig hoofddeksel dat past bij de de waardigheid van zijn drager. Het is niet ondenkbaar dat deze muts niet alleen de herkenbaarheid zal vergroten, maar ook een zeker respect af zal dwingen.
Opdrachten
Opdracht 1. Zoek een betoog op internet. Kijk bijvoorbeeld op http://www.scholieren.com/ of bij http://argumentatieblog.blogspot.com/. Kopieer het betoog en onderstreep de stelling van het betoog, maak vervolgens de genoemde argumenten vetgedrukt. Indien er een contra argument wordt gegeven, dan maak je deze rood.
Onder je gekopieerde betoog ga je verder met de opdrachten 1A, 1B en 1C.
1.A Noteer een stelling die je zelf verzint. Als je geen inspiratie hebt, kun je de volgende stelling gebruiken: Alle leerlingen en docenten moeten voortaan met een laptop naar school.
1.B Verzin drie argumenten voor je stelling.
1.C Werk één argument uit tot een complete alinea (ongeveer vijf zinnen).
Opdracht 2
2.1 Verzin twee argumenten tegen je stelling uit opdracht 1.A
2.2 Verzin ook een weerlegging /ontkrachting bij beide argumenten
2.3 Maak van één argument tegen en een ontkrachting een goedlopende alinea.
Maak jouw eigen website met JouwWeb